haspelen
Nederlands
Woordafbreking
- has·pe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
haspelen |
haspelde |
gehaspeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
haspelen [2]
- onovergankelijk stuntelen
- overgankelijk op een haspel winden
- overgankelijk (figuurlijk) tot een warboel maken
Hyponiemen
- afhaspelen, ophaspelen, verhaspelen
Gangbaarheid
- Het woord haspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'haspelen' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.