haspelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • has·pe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
haspelen
haspelde
gehaspeld
zwak -d volledig

Werkwoord

haspelen [2]

  1. onovergankelijk stuntelen
  2. overgankelijk op een haspel winden
  3. overgankelijk (figuurlijk) tot een warboel maken
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

haspelen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord haspel
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord haspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.