haspelaar
Nederlands
Woordafbreking
- has·pe·laar
Zelfstandig naamwoord
haspelaar m [1]
- iemand die alles door de war haalt; een onhandig persoon
- Al is zijn taal aanmerkelijk soberder en veel minder virtuoos dan die van Brakman, toch valt een zekere verwantschap op. Net als Brakman heeft hij oog voor bizarre details en oor voor mooie woordgroepen als 'nijvere overdaad', 'waggelende haspelaars' of 'een ontredderd buurschap'. [2]
Gangbaarheid
- Het woord haspelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'haspelaar' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.