harden
Nederlands
Woordafbreking
- har·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
harden |
hardde |
gehard |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
harden
- overgankelijk (metallurgie) hard maken, met name van staal door verhitten, afschrikken en hameren
- overgankelijk (figuurlijk) psychisch tegen moeilijkheden bestand maken
- De kostschool hardde de jongen en bereidde hem voor op een loopbaan in het leger.
- het, iets ~ iets verduren
- De stank was niet te harden
- ergatief het proces van hard worden van een hars, lijm enz
- Het mengsel is nog niet goed gehard.
- wederkerend zich ~; zichzelf meer weerstand verschaffen
- Hij hardt zich voor de komende wedstrijd.
Vertalingen
1. hard maken, met name van staal door verhitten, afschrikken en hameren
Gangbaarheid
- Het woord harden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'harden' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.