grondel
Nederlands
Woordafbreking
- gron·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grondel | grondels |
verkleinwoord | grondeltje | grondeltjes |
Zelfstandig naamwoord
grondel m [3]
- (vissen) een naam voor meerdere families onder de straalvinnige vissen
Verwante begrippen
Hyponiemen
- aalgrondel, glasgrondel, poetsgrondel, riviergrondel
Afgeleide begrippen
- grondeleend
Werkwoord
vervoeging van |
---|
grondelen |
grondel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grondelen
- Ik grondel.
- gebiedende wijs van grondelen
- Grondel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grondelen
- Grondel je?
Gangbaarheid
- Het woord grondel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grondel' herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.