grommelen
Nederlands
Woordafbreking
grom·me·len
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit grommen met het achtervoegsel -el; cognaat met Duits grummeln en Engels grumble
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grommelen |
grommelde |
gegrommeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
grommelen
- inergatief steeds weer grommen, een knorrend, brommend of dof rollend geluid maken
- In de verte grommelde het onweer.
- overgankelijk op grommende toon uitspreken
- Boos grommelde hij een excuus en liep snel verder.
- inergatief stilletjes onvrede laten blijken
- Er wordt al lang gegrommeld over de lange werktijden.
Gangbaarheid
- Het woord grommelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grommelen' herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.