grommen
Nederlands
Woordafbreking
- grom·men
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dof brommend geluid maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1440 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grommen |
gromde |
gegromd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
grommen
- inergatief een dreigend geluid voortbrengen
- Er werd gegromd en geblaft, maar tot een gevecht kwam het niet.
- overgankelijk nijdig op brommende toon uiten
- De oude rechercheur gromde een verwensing. [2]
Gangbaarheid
- Het woord grommen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grommen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "grommen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Baantjer, A.C. De Cock en een recept voor moord (2007) ISBN 902612239X; p. 1
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.