grijp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grijp    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /χrɛi̯p/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣrɛi̯p/
Woordafbreking
  • grijp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grijp grijpen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

grijp m [2]

  1. griffioen

Werkwoord

vervoeging van
grijpen

grijp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijpen
    • Ik grijp. 
  2. gebiedende wijs van grijpen
    • Grijp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijpen
    • Grijp je? 

Gangbaarheid

  • Het woord grijp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.