grensoverschrijdend
Nederlands
Woordafbreking
- grens·over·schrij·dend
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van grens en overschrijdend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grensoverschrijdend | grensoverschrijdender | grensoverschrijdendst |
verbogen | grensoverschrijdende | grensoverschrijdendere | grensoverschrijdendste |
partitief | grensoverschrijdends | grensoverschrijdenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
grensoverschrijdend [1]
- van gedrag dat het regels, wetten en normen overschrijdt en niet meer acceptabel is voor de omgeving
- De Jong (2016), die in zijn lectorale rede ook spreekt over het belang van liefde in het contact met risicojongeren, parkeert dit woord dan ook en spreekt verder over ‘passie met ballen’. Daarmee verwijst hij naar professionals, maar ook naar anderen, die zich inleven in deze jongeren, verbinding met hen leggen en hen tegelijkertijd aanspreken op grensoverschrijdend gedrag. [2]
- over een grens gaan en zo in het buitenland komen
- De reactie van politiek en toezichthouders was destijds dubbelzinnig: aangenaam en wenselijk was het allemaal niet, maar wat kon je doen? Er was een geloof in internationale regels en gebruiken die de globalisering met zich meebracht, en grensoverschrijdende overnames maakten daar nu eenmaal deel van uit. [3]
Vertalingen
1. van gedrag dat het regels, wetten en normen overschrijdt en niet meer acceptabel is voor de omgeving
Gangbaarheid
- Het woord grensoverschrijdend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Jacqueline Rothfusz Potensia ISBN 978-90-367-9468-8 2016 pagina 217
- NRC 30 mei 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.