green

[dennenboom] 1. grove den (Pinus sylvestris)
[golfveld] 1. speelveld met kort gemaaid gras rondom een hole

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • green
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord green grenen
verkleinwoord greentje greentjes

Zelfstandig naamwoord

green m

  1. (plantkunde) grove den, Pinus sylvestris
  2. (plantkunde) (verouderd) dennenboom, naaldboom
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord green greens
verkleinwoord greentje greentjes

Zelfstandig naamwoord

green m

  1. (sport) (golf) speelveld met kort gemaaid gras rondom een hole
  2. (sport), (verouderd) (golf) aanduiding van een complete golfbaan met meerdere holes
Afgeleide begrippen
  • greenkeeper

Gangbaarheid

  • Het woord green staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
green greens

Zelfstandig naamwoord

green

  1. (kleur) groen
  2. (sport) green, golfveld
  3. (politiek) aanhanger van stroming of partij die milieu en natuur vooropstelt
stellend vergrotend overtreffend
greengreenergreenest

Bijvoeglijk naamwoord

green

  1. (kleur) groen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.