glottis
Nederlands
Woordafbreking
- glot·tis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘stemspleet’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
- afgeleid van het Griekse 'glōtta' (tong)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glottis | glottissen |
verkleinwoord |
Gangbaarheid
- Het woord glottis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'glottis' herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.