glijplank
Nederlands
Woordafbreking
- glijĀ·plank
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van glijden zn en plank zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glijplank | glijplanken |
verkleinwoord | glijplankje | glijplankjes |
Zelfstandig naamwoord
glijplank v/m
- een glad stuk hout waarop iets of iemand kan glijden
- In Zwolle deden ze gelukkig hun uiterste best om de dynamiek tussen sport en de Oranjes in tact te houden. Ik zag de gebroeders Ronald en Michel Mulder met oranje sloffen schaatsen op een glijplank. [2]
- glijbaan als speeltoestel in een speeltuin
Gangbaarheid
- Het woord 'glijplank' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'glijplank' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.