gijlieden
Nederlands
Woordafbreking
- gij·lie·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gij (persoonlijk voornaamwoord) en lieden (zelfstandig naamwoord), dat aangeeft dat het om een meervoud van het rechterdeel van de samenstelling gaat [1]
Persoonlijk voornaamwoord
gijlieden
- (verouderd) u, als beleefde of plechtige vorm van jullie (tweede persoon meervoud)
- Ziet gijlieden dan niet, dat het budget een tekort vertoont (…) [2]
Opmerkingen
"Gijlieden" werd gebruikt in de Statenvertaling van de Bijbel, om te benadrukken dat Gij als aanspreekvorm van God onmiskenbaar enkelvoud was. Uit "gijlieden" ontwikkelde zich het informele "jullie". Buiten bijbelcitaten bleef "gijlieden" nog tot halverwege de 20e eeuw in gebruik om een uitspraak plechtiger te laten klinken.
Gangbaarheid
- Het woord gijlieden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- gijlieden op website: Etymologiebank.nl
- Teulings, F. artikel in R. K. Staatspartij geciteerd in: "„Blum"-politiek" in: De Maasbode (7 augustus 1939); p. 9 kol. 4; geraadpleegd 2016-08-17
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.