gevrij

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·vrij
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling vrijen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gevrij
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gevrij o [1]

  1. vertrouwelijke omgang van gelieven
    • Morgen in Twentsche Courant Tubantia: Gevrij stopt als badmeester kijkt ... maar soms is hij net te laat [2] 
    • Koos Dijksterhuis, die zichzelf ‘plezierdichter’ noemt, maakt in het boekje Te Woord Te Beeld humoristische vogelverzen bij gefotoshopte afbeeldingen van Benny Klazenga. Hierin laat Klazenga bijvoorbeeld een grutto en een scholekster met elkaar paren en Dijksterhuis rijmt: ‘en grutto en een bonte piet/verheugden zich, zoals u ziet/ in blij gevrij/ Er kwam een ei/ nu scharrelt er een bonte griet’. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gevrij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.