geselen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geselen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣesələ(n)/
Woordafbreking
  • ge·se·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
geselen
geselde
gegeseld
zwak -d volledig

Werkwoord

geselen

  1. overgankelijk iemand met een zweep of gesel tuchtigen
    • De gevangen werden genadeloos gegeseld. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

geselen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gesel
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geselen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.