geschiet

• Geluid:  geschiet    (hulp, bestand)

• ge·schiet

• Naamwoord van handeling van schieten met het voorvoegsel ge-

geschiet o [1]

1. het herhaaldelijk schieten

1. • Maar na het horen van de geluidsbanden, zegt 5E niet te kunnen plaatsen wat op zijn locatie in de trein precies gebeurde, waar de stemmen het over hadden en van wie ze waren. Hij vindt ook dat het geschiet lang duurt op de band, terwijl het in zijn herinnering „maar een paar seconden was´´. [2] 

1. • Vanuit het Radisson Blu hotel in Bamako klonken vanochtend twee explosies en „behoorlijk wat geschiet”. Dat zegt Jan Paul Hogervorst, een Nederlander die op 250 meter afstand van het hotel woont.[3] 

• Het woord geschiet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geschiet' herkend door: