geroffel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·rof·fel
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling roffelen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geroffel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geroffel o [1]

  1. het voortdurend snel herhalend slaan waarbij veel lawaai wordt gemaakt
    • De Tweede Kamer heeft woensdag met luid applaus en geroffel Emile Roemer uitgezwaaid als Kamerlid van de SP. Kamervoorzitter Khadija Arib prees de „grote vriendelijke reus” erom dat de SP onder hem het imago van „knorrige tegenpartij” van zich af heeft geschud.[2] 
    • Begin vorige week woog pessimisme over verdere fiscale maatregelen door de regering Trump zwaar op de dollarkoers. Maar de positieve economische verrassingen en het constante geroffel op de trommel door de Federal Reserve in diens commentaren waren genoeg om de verwachtingen voor een renteverhoging en daarmee steun voor de dollarkoers weer terug te brengen.[3] 
Synoniemen
  • trommelslag, trommelgeluid, lawaai
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord geroffel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 17 jan. 2018
  3. de Telegraaf ENRIQUE DIAZ 03 apr. 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.