generalist

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ne·ra·list
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet-specialist’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • afgeleid van generaal met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord generalist generalisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

generalist m

  1. iemand die zich bezig houdt met de hoofdlijnen
    • het oude klassieke ideaal van de 'homo universalis' ziet men terug in sommige generalisten 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord generalist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.