generalist
Nederlands
Woordafbreking
- ge·ne·ra·list
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet-specialist’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- afgeleid van generaal met het achtervoegsel -ist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | generalist | generalisten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
generalist m
- iemand die zich bezig houdt met de hoofdlijnen
- het oude klassieke ideaal van de 'homo universalis' ziet men terug in sommige generalisten
Gangbaarheid
- Het woord generalist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'generalist' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.