geleid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: geleid (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /χəˈlɛi̯t/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈlɛi̯t/
Woordafbreking
- ge·leid
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
geleiden |
geleid
- voltooid deelwoord van geleiden
vervoeging van |
---|
leiden |
geleid
- voltooid deelwoord van leiden
vervoeging van |
---|
leggen |
geleid
stellend | |
---|---|
onverbogen | geleid |
verbogen | geleide |
Bijvoeglijk naamwoord
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord geleid [1] [2]
- (van projectielen etc.) tijdens de vlucht bestuurbaar
- van hoger hand geregeld, in vaste banen geleid
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
geleiden |
geleid
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geleiden
- Ik geleid.
- gebiedende wijs van geleiden
- Geleid!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geleiden
- Geleid je?
Gangbaarheid
- Het woord geleid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geleid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.