geleid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geleid    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /χəˈlɛi̯t/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈlɛi̯t/
Woordafbreking
  • ge·leid
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van geleiden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
  • vervoeging van leiden: de stam met omvoegsel ge- -d, zonder -d omdat de stam al op -d eindigt

Werkwoord

vervoeging van
geleiden

geleid

  1. voltooid deelwoord van geleiden
vervoeging van
leiden

geleid

  1. voltooid deelwoord van leiden
vervoeging van
leggen

geleid

  1. voltooid deelwoord van leggen (verouderd)
stellend
onverbogen geleid
verbogen geleide

Bijvoeglijk naamwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord geleid [1] [2]

  1. (van projectielen etc.) tijdens de vlucht bestuurbaar
  2. van hoger hand geregeld, in vaste banen geleid
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
geleiden

geleid

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geleiden
    • Ik geleid. 
  2. gebiedende wijs van geleiden
    • Geleid! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geleiden
    • Geleid je? 

Gangbaarheid

  • Het woord geleid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.