geleed
Nederlands
![](../I/m/Phrynoponera_gabonensis_casent0107649_label_1.jpg)
een geleed insect
Woordafbreking
- ge·leed
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands geledet "van ledematen voorzien", op te vatten als pseudodeelwoord afgeleid van lid zn met het omvoegsel ge- -d met klinkerwisseling i - e (/ɪ/ - /e/); in de betekenis van ‘uit geledingen bestaand’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1][2][3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geleed | geleder | geleedst |
verbogen | gelede | geledere | geleedste |
partitief | geleeds | geleders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geleed
- (dierkunde) betrekking hebbend op dieren waarvan het lichaam uit verschillende met elkaar verbonden delen bestaat (met name insecten)
- bestaande uit verschillende met elkaar verbonden delen
- Dit is een Googlie, 33 centimeter hoog. Ze heeft een hoofd van ongeglazuurd porselein (bisque) met naar rechts kijkende slaapogen, een geleed compositielichaam en een gesloten halfmaanvormig mondje. [4]
Hyponiemen
- dubbelgeleed
Vertalingen
1. (dierkunde) dier waarvan het lichaam uit verschillende met elkaar verbonden delen bestaat (met name insecten)
Gangbaarheid
- Het woord geleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geleed' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- geleed op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- "geleed" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Volkskrant B. Dirks 14 april 2001,
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.