geklier

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·klier
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling klieren met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geklier
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geklier o [1]

  1. het aanhoudend vervelend doen en klieren
    • Een 16-jarige jongen staat naar verwachting een heel pakket strafmaatregelen te wachten, omdat hij met kwajongensachtig geklier een vrouw van 62 met haar fiets ten val bracht. Zij kwam tegen een boom terecht en liep zwaar letsel aan haar hoofd op. 19 dagen later overleed zij.[2] 
    • Daar sprak de Taylor van het afgelopen jaar, waarvan hij in januari besloot dat het zijn laatste zou zijn. De ongenaakbare Taylor, de ontzagwekkende Taylor, de dartslegende die nooit meer overtroffen zal worden, was niet meer. Op toernooien stond een nurkse oude man, die meer opviel door geklier en tirades dan sportieve prestaties.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geklier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.