geklier
Nederlands
Woordafbreking
- ge·klier
Zelfstandig naamwoord
geklier o [1]
- het aanhoudend vervelend doen en klieren
- Een 16-jarige jongen staat naar verwachting een heel pakket strafmaatregelen te wachten, omdat hij met kwajongensachtig geklier een vrouw van 62 met haar fiets ten val bracht. Zij kwam tegen een boom terecht en liep zwaar letsel aan haar hoofd op. 19 dagen later overleed zij.[2]
- Daar sprak de Taylor van het afgelopen jaar, waarvan hij in januari besloot dat het zijn laatste zou zijn. De ongenaakbare Taylor, de ontzagwekkende Taylor, de dartslegende die nooit meer overtroffen zal worden, was niet meer. Op toernooien stond een nurkse oude man, die meer opviel door geklier en tirades dan sportieve prestaties.[3]
Gangbaarheid
- Het woord geklier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geklier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 26 feb. 2013 Strafpakket wegens fataal geklier geëist
- NRC Frank Huiskamp 1 januari 2018 Sprookje debutant Cross krijgt perfecte einde, dat van Taylor niet
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.