gefemel
Nederlands
Woordafbreking
- ge·fe·mel
Zelfstandig naamwoord
gefemel o [1]
- aanhoudend iemand op een huichelachtige manier vleien
- Helen Hunt werd wel genomineerd. Niet onterecht, want ze speelt de therapeute die de verlamde schrijver Mark O'Brien aan een seksuele ervaring helpt met een naturel die ons erg bevalt. Maar we vermoeden dat Hunt door haar collega's werd genomineerd omdat ze op haar 48ste nog frontaal naakt durfde te acteren, als we zien hoeveel inkt daar in de Verenigde Staten over is gevloeid. Dat is dan weer jammer, want The sessions is net verfrissend wars van dat soort schijnheiligheid en gefemel over seks.[2]
- Celine was een antisemiet en een schoft die met de Duitsers collaboreerde en daarmee uit. Van mogelijke nuanceringen wilde hij niet horen. Dat was niet meer dan gefemel van halfzachte intellectuelen die de vitale dissonanties waar Celine hen mee opzadelde niet wisten te verwerken.[3]
Gangbaarheid
- Het woord gefemel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gefemel' herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 06 MAART 2013 Passioneel therapeutisch
- NRC Mels de Jonge 28 september 1990 Em. Kummer en het afscheid van Celine; En toen gingen weieder onze eigen weg
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.