gebrokenheid
Nederlands
Woordafbreking
- ge·bro·ken·heid
Zelfstandig naamwoord
gebrokenheid v [1]
- (figuurlijk) het niet meer heel en compleet zijn van iets
- 'Dit boek geeft inzicht in het perspectief van de beperkte medemens, maar verschaft ook inzicht over onszelf wanneer de gebrokenheid van het bestaan ons raakt.'[2]
Gangbaarheid
- Het woord gebrokenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant Marije Stegenga 1 juni 2009,
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.