geblaas

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·blaas
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van blazen met het voorvoegsel ge-.
enkelvoud meervoud
naamwoord geblaas geblazen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

geblaas o

  1. het blazen op een muziekinstrument
    • Menigeen ergerde zich aan het geblaas op de vuvuzela's. 
  1. het bluffen, opscheppen
    • Het geblaas en gepoch was weer eens niet van de lucht. 
Synoniemen
  • [2] blaaskakerij

Gangbaarheid

  • Het woord geblaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.