gebel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geĀ·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van bellen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gebel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gebel o[1]

  1. het aanhoudend bellen of schellen
    • Het continue gebel in de klas was heel irritant. 
Synoniemen
  1. getelefoneer

Gangbaarheid

  • Het woord gebel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
58 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.