galm
Nederlands
Woordafbreking
- galm
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zwaar geluid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | galm | galmen |
verkleinwoord | galmpje | galmpjes |
Zelfstandig naamwoord
galm m
- een langdurige naklank
- De galm in deze langgerekte oude kerk is erg lang.
Hyponiemen
Vertalingen
1. een langdurige naklank
Werkwoord
vervoeging van |
---|
galmen |
galm
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van galmen
- Ik galm.
- gebiedende wijs van galmen
- Galm!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van galmen
- Galm je?
Gangbaarheid
- Het woord galm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'galm' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | galm | galms |
Werkwoord
galm
- «Dit was toe 'n ander tipe van orkaan wat teen die huis se mure (miskien die bure s'n ook) gegalm het.»
- Toen was het een ander soort orkaan die tegen de muren van het huis (en misschien ook van dat van de buren) galmde
- «Dit was toe 'n ander tipe van orkaan wat teen die huis se mure (miskien die bure s'n ook) gegalm het.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.