fust

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fust    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɵst/
Woordafbreking
  • fust
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘houten vat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fust fusten
verkleinwoord fustje fustjes

Zelfstandig naamwoord

fust o

  1. verzamelnaam voor vaten waarin alcoholische dranken bewaard worden
    1. vat waarin alcoholische drank bewaard wordt
      • Ik wilde naar een bar waar je een bier bestelt en er een kerel bij krijgt. Dat bedacht ik toen ik zag hoe een oudere man een fust bier probeerde te tillen. In de hoek stond hij te sjorren aan dat fust. [2] 
    1. wijn op fust verkopen - zonder te bottelen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
17 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.