fust
Nederlands
Woordafbreking
- fust
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘houten vat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fust | fusten |
verkleinwoord | fustje | fustjes |
Zelfstandig naamwoord
fust o
- verzamelnaam voor vaten waarin alcoholische dranken bewaard worden
- vat waarin alcoholische drank bewaard wordt
Gangbaarheid
- Het woord fust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fust' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
17 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.