fransoos
Nederlands
Woordafbreking
- fran·soos
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘Fransman (minachtend)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fransoos | fransozen |
verkleinwoord | fransoosje | fransoosjes |
Zelfstandig naamwoord
fransoos m
- minachtende benaming voor Fransman
- Wat denken die fransozen wel!
Opmerkingen
Afleidingen van aardrijkskundige namen, zoals Fransman, worden met een hoofdletter geschreven. Maar deze hoofdletter vervalt bij bij- en scheldnamen, zoals aussie, fransoos, jap, mof en spanjool.
Gangbaarheid
- Het woord fransoos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fransoos' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.