fractuur
Nederlands
Woordafbreking
- frac·tuur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘breuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1560 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fractuur | fracturen |
verkleinwoord | fractuurtje | fractuurtjes |
Hyponiemen
|
Vertalingen
1. een botbreuk
Gangbaarheid
- Het woord fractuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fractuur' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.