flatteus
Nederlands
Woordafbreking
- flat·teus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vleiend, flatterend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1816 [1]
- afgeleid van het Franse flatteux (met het achtervoegsel -eus) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | flatteus | flatteuzer | flatteust |
verbogen | flatteuze | flatteuzere | flatteuste |
partitief | flatteus | flatteuzers | - |
Gangbaarheid
- Het woord flatteus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'flatteus' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen. |
- "flatteus" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Wiktionnaire
- flatteus op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.