filmzaal

Nederlands

filmzaal
Uitspraak
Woordafbreking
  • film·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord filmzaal filmzalen
verkleinwoord filmzaaltje filmzaaltjes

Zelfstandig naamwoord

filmzaal v/m

  1. zaal waarin films vertoond kunnen worden
    • De filmzaal, waar de gloriejaren herleven, wordt deze zomer een centrum over de wederopbouw.[1] 
Synoniemen
  • bioscoopzaal

Gangbaarheid

  • Het woord filmzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC 19 mei 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.