fietstechniek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fietstechniek (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈfits.tɛχˌnik/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈfits.tɛxˌnik/
Woordafbreking
- fiets·tech·niek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets en techniek
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | fietstechniek | fietstechnieken |
verkleinwoord | fietstechniekje | fietstechniekjes |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | fietstechniek | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
fietstechniek v
- het geheel aan kennis, ervaring en reflexen dat nodig is om goed te kunnen fietsen
- Na een dag oefenen op de fiets is haar fietstechniek enorm vooruit gegaan.
- tak van de techniek die zich bezig houdt met het ontwikkelen en onderhouden van fietsen
- De fietstechniek richt zich steeds meer op de ontwikkeling van elektrische fietsen.
Vertalingen
1. het geheel aan kennis, ervaring en reflexen dat nodig is om goed te kunnen fietsen
Gangbaarheid
- Het woord fietstechniek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.