fietsbel
Nederlands
![](../I/m/Fietsbel-Leonidas-prijscourant-1913.jpg)
solide Fietsbel uit 1913 met heldere trillertoon
Woordafbreking
- fietsĀ·bel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets en bel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsbel | fietsbellen |
verkleinwoord | fietsbelletje | fietsbelletjes |
Zelfstandig naamwoord
fietsbel v / m
- bel bestemd voor een fiets
Gangbaarheid
- Het woord fietsbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fietsbel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.