fietsbel

Nederlands

solide Fietsbel uit 1913 met heldere trillertoon
Uitspraak
Woordafbreking
  • fietsĀ·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsbel fietsbellen
verkleinwoord fietsbelletje fietsbelletjes

Zelfstandig naamwoord

fietsbel v / m

  1. bel bestemd voor een fiets
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fietsbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.