fez
Nederlands
Woordafbreking
- fez
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muts’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1836 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fez | fezzen |
verkleinwoord | fezje | fezjes |
Zelfstandig naamwoord
fez m
- een bepaald soort hoed met een Turkse oorsprong
- Die man draagt een fez.
Vertalingen
1. een bepaald soort hoed van Turkse oorsprong
Gangbaarheid
- Het woord fez staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fez' herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.