extraneus
Nederlands
Woordafbreking
- ex·tra·ne·us
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘examenstudent’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1819 [1]
- afgeleid van het Latijnse neus met het voorvoegsel extra- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | extraneus | extranei |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
extraneus m [3]
- (onderwijs) iemand die aan een universiteit of hogeschool examens kan afleggen maar geen hoorcolleges of practica mag volgen of begeleiding ontvangt
Gangbaarheid
- Het woord extraneus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.