exponent

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·po·nent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘getal dat aanwijst uit hoeveel gelijke factoren een product bestaat’ voor het eerst aangetroffen in 1740 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord exponent exponenten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

exponent m [3]

  1. (wiskunde) het aantal malen dat het grondtal in een machtsverheffing met zichzelf vermenigvuldigd wordt om het resultaat te verkrijgen
  2. kenmerkende vertegenwoordiger
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • waterstofexponent
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord exponent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.