exponent
Nederlands
Woordafbreking
- ex·po·nent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘getal dat aanwijst uit hoeveel gelijke factoren een product bestaat’ voor het eerst aangetroffen in 1740 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | exponent | exponenten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
exponent m [3]
- (wiskunde) het aantal malen dat het grondtal in een machtsverheffing met zichzelf vermenigvuldigd wordt om het resultaat te verkrijgen
- kenmerkende vertegenwoordiger
Verwante begrippen
Hyponiemen
- waterstofexponent
Gangbaarheid
- Het woord exponent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'exponent' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.