expo
Nederlands
Woordafbreking
- ex·po
Woordherkomst en -opbouw
- verkorting van expositie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | expo | expo's |
verkleinwoord | expootje | expootjes |
Zelfstandig naamwoord
expo v
- verkorting van expositie
- De tentoonstelling zal nog doorreizen, hoopt Pethick, als andere musea in Soesterberg zijn komen kijken en de expo ook kopen. Pas dan wordt het hele project voor hem lonend. En verovert Djengis Khan uiteindelijk toch een beetje Europa.[1]
- gebouw waarin verschillende exposities of beurzen gehouden kunnen worden
- In Fryslân vindt op 5 november in het WTC Expo de eerste provinciebrede burgertop plaats, over de toekomst van het Friese platteland. Deze Friese dorpentop wordt georganiseerd voor alle inwoners van Fryslân van 18 jaar en ouder, uitgezonderd inwoners van de vier grote plaatsen Leeuwarden, Drachten, Heerenveen en Sneek.[2]
Gangbaarheid
- Het woord expo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'expo' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Daan van Lent 16 februari 2017
- Volkskrant Local Works 24 oktober 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.