eventueel
Nederlands
Woordafbreking
- even·tu·eel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mogelijkerwijs’ voor het eerst aangetroffen in 1816 [1]
- afgeleid van het Franse éventuel met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eventueel | eventueler | eventueelst |
verbogen | eventuele | eventuelere | eventueelste |
partitief | eventueels | eventuelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
eventueel [3]
- mogelijk, iets wat zou kunnen zijn maar niet noodzakelijk zo is
- - Een eventuele voetganger, die het verbod niet had gezien, werd direct teruggestuurd.
- - Een voorzichtig iemand ziet alle eventuele gevaren terwijl een overmoedig iemand alvast iedereen alle eventuele voordelen voorspiegelt. Een realistisch mens daarentegen kijkt eerst wat er nu echt aan de hand is.
Vertalingen
1.
Bijwoord
eventueel
- in een voorkomend geval, misschien, als het nodig is
- Je kunt eventueel een handschoen gebruiken tijdens het tanken.
Gangbaarheid
- Het woord eventueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eventueel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.