eskader
Nederlands
Woordafbreking
- es·ka·der
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vlootafdeling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1631 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eskader | eskaders |
verkleinwoord | eskadertje | eskadertjes |
Zelfstandig naamwoord
eskader o
- (scheepvaart), (militair) een groep oorlogsschepen die onder hetzelfde commando staat en zelfstandig kan opereren, maar te klein is om een vloot genoemd te worden
Synoniemen
- smaldeel, vlootafdeling
Gangbaarheid
- Het woord eskader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eskader' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.