erectie
Nederlands
Woordafbreking
- erec·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘oprichting van de penis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1850 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erectie | erecties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
erectie v
- (medisch) oprichting van het mannelijk lid, meestal door seksuele opwinding
- Hij kan geen erectie krijgen.
- (verouderd) oprichting, opbouwing, bouw
Hyponiemen
- ochtenderectie, pilo-erectie
Vertalingen
1. oprichting van het mannelijk lid
Gangbaarheid
- Het woord erectie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'erectie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.