enige
Nederlands
Woordafbreking
- eni·ge
Bijvoeglijk naamwoord
enige
- verbogen vorm van de stellende trap van enig
- Wat een enige bloemen zijn dat.
Onbepaald hoofdtelwoord
enige (indien vergezeld van een telbaar zelfstandig naamwoord)
- een vrij klein aantal
- Enige bewoners van ons flatgebouw hebben daar bezwaar tegen gemaakt.
Vertalingen
1. een vrij klein aantal
Onbepaald voornaamwoord
enige (indien niet vergezeld van een telbaar zelfstandig naamwoord)
- een vrij klein aantal
- Enige hoeveelheden zand werden voor ons flatgebouw achtergelaten.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | enige | enigen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
enige
- degene die uniek is in een bepaald opzicht
- Jullie zijn de enigen die daarin geslaagd zijn.
Gangbaarheid
- Het woord enige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'enige' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Deens
Woordafbreking
- e·ni·ge
Naar frequentie | 2012 |
---|
Noors
Woordafbreking
- e·ni·ge
Naar frequentie | 1727 |
---|
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.