emigrante
Nederlands
Woordafbreking
- emi·gran·te
Zelfstandig naamwoord
emigrante v
- vrouw die naar een ander land verhuist
- Sof ka N., vroeger verpleegster in het witte leger van Wrangel, nu emigrante in Parijs, zegt over Rusland sprekend: ‘Al is het dan van de sovjets, ik zie het toch als mijn Rusland, als een eenheid die ik door niemand zou willen zien aangetast. [1]
Gangbaarheid
- Het woord emigrante staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'emigrante' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Perron, E. du (eds. E. du Perron-de Roos e.a.) Verzameld werk. Deel 5. (1956) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 127; geraadpleegd 2018-08-23
Spaans
Uitspraak
- IPA: /e.mi.ˈgɾan.te/
Woordafbreking
- e·mi·gran·te
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Latijnse emigrans.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
emigrante | emigrantes |
Verwante begrippen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.