egocentrisch
Nederlands
Woordafbreking
- ego·cen·trisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- afleiding van ego en centrum met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | egocentrisch | egocentrischer | |
verbogen | egocentrische | egocentrischere | |
partitief | egocentrisch | egocentrischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
egocentrisch [2]
- egoïstisch, alles in dienst stellen van het eigen voordeel
- Het egocentrische kind hield alle snoepjes voor zichzelf en kon niet delen met andere kinderen.
- zichzelf als het middelpunt van alles zien
- De egocentrische manager trok alle aandacht naar zichzelf toe in plaats van naar zijn team, dat toch al het werk had gedaan.
Gangbaarheid
- Het woord egocentrisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'egocentrisch' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.