efficiënt
Nederlands
Woordafbreking
- ef·fi·ci·ent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘doelmatig, werkzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1949 [1]
- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | efficiënt | efficiënter | efficiëntst |
verbogen | efficiënte | efficiëntere | efficiëntste |
partitief | efficiënts | efficiënters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
efficiënt
- veel nuttig effect hebbend in verhouding tot de gedane moeite
- We zijn erg blij met die efficiënte wijziging.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. nuttig effect hebbend
Gangbaarheid
- Het woord efficiënt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'efficiënt' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.