duoblok

Nederlands

duoblok
Uitspraak
  • Geluid:  duoblok    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdywoˌblɔk/
Woordafbreking
  • duo·blok
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van blok met het voorvoegsel duo-
enkelvoud meervoud
naamwoord duoblok duoblokken
verkleinwoord duoblokje duoblokjes

Zelfstandig naamwoord

duoblok o

  1. (bouwkunde) watercloset met daaraan vastgekoppeld waterreservoir

Gangbaarheid

  • Het woord duoblok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.