duo-

Niet te verwarren met: duo

Nederlands

Huidig
bestand
1
Uitspraak
  • Geluid:  duo-    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdywo/
Woordafbreking
  • duo- (zie spellingregels 18 en 7.B)
Woordherkomst en -opbouw

Voorvoegsel

duo-

  1. uit twee onderdelen of eenheden bestaand
Verwante begrippen
Opmerkingen
  • Dit voorvoegsel moet niet worden verward met duo "twee personen" als eerste deel van een samenstelling en met duo- beginnende woorden die in hun geheel aan een andere taal zijn ontleend.
Hyponiemen
nog ontbrekende afleidingen met dit voorvoegsel:
  • duoaankondiging
  • duobak
  • duobus
  • duocent
  • duokleur
  • duopak
  • duoschaats
  • duotoilet
  • duo-wc

Gangbaarheid

  • Het woord 'duo-' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.