dub

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dub    (hulp, bestand)
  • IPA: /dʏp/
Woordafbreking
  • dub
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dub dubs
verkleinwoord dubje dubjes

Zelfstandig naamwoord

dub v/m

  1. (muziek) een extra geluid dat ingebracht wordt in een bestaand geluidsfragment
    • Daar moet nog een dub ingevoegd worden. 
  1. een techniek die bij reggae gebruikt wordt voor het verkrijgen van bepaalde akoestische karakteristieken
Afgeleide begrippen
  • dubbing
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
dubben

dub

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubben
    • Ik dub. 
  2. gebiedende wijs van dubben
    • Dub! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubben
    • Dub je? 

Gangbaarheid

  • Het woord dub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.