douchen

Nederlands

douchen
Uitspraak
  • Geluid:  douchen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈduʃə(n)/
Woordafbreking
  • dou·chen
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Franse se doucher
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
douchen
/ˈduʃə(n)/
douchte
/ˈduʃtə/
gedoucht
/ɣəˈduʃt/
zwak -t volledig

Werkwoord

douchen

  1. inergatief een douche nemen
    • Veel mensen douchen elke ochtend voor het werk. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord douchen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.