douchen
Nederlands
![](../I/m/Prendre_une_douche.jpg)
douchen
Woordafbreking
- dou·chen
Woordherkomst en -opbouw
- Van het Franse se doucher
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
douchen /ˈduʃə(n)/ |
douchte /ˈduʃtə/ |
gedoucht /ɣəˈduʃt/ |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
douchen
- inergatief een douche nemen
- Veel mensen douchen elke ochtend voor het werk.
Vertalingen
1. een douche nemen
Gangbaarheid
- Het woord douchen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'douchen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.