dopeling
Nederlands
Woordafbreking
- do·pe·ling
Zelfstandig naamwoord
dopeling m [2]
- iemand die gedoopt wordt
- Na zijn studie was Hofman predikant in Den Helder, Ter Apel en Nieuwe Pekela, waarna hij ruim vijf jaar geleden naar de Baptistengemeente in Vroomshoop kwam. Afgelopen zondag leidde hij nog een doopdienst, omdat de dopeling dat graag wilde. [3]
- Zo krijgt Take me to church’ (Hozier) een verrassende wending met een doopscène. Il Signore (Richard Spokkereef) laat z’n volgelingen te water, waarbij één dopeling zelfs kopje onder gaat, maar niet alle bezoekers krijgen deze climax mee. [4]
- De katholieke doop vond plaats in de intieme kapel van het kasteel, waar Jeans zoon en opvolger groothertog Henri sinds de troonswisseling woont. Ouders van de dopeling zijn de in München wonende prinses Marie-Gabrielle van Nassau en de ondernemer Antonius Willms, die in 2017 zijn getrouwd. De prinses is de oudste dochter van prins Jean (61), de tweede zoon van de nu hoogbejaarde groothertog-emeritus. [5]
Gangbaarheid
- Het woord dopeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dopeling' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- dopeling op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 30-10-07 'Het was als bij de profeet Elia'
- Tubantia 13-08-15 Symfonia II: kleurrijke klanken, gevangen in steen
- De Telegraaf 21 sep. 2018 Groothertog Jean (97) bij doop achterkleinkind
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.