doorleren
Nederlands
Woordafbreking
- door·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van door bw en leren ww
Werkwoord
doorleren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorleren |
leerde door |
doorgeleerd |
zwak -d | volledig |
- doorgaan met onderwijs te volgen (na het behalen van een einddiploma of het verlaten van een school)
- "De digitale maatschapij vraagt om professionals die willen doorleren" [2]
- doorgaan met studeren als je al heel lang hebt geleerd
- Het is avond, je hebt de hele dag gestudeerd. Nu komt het belangrijkste: slaap. Niet de hele nacht doorleren, slapen! [3]
Gangbaarheid
- Het woord doorleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doorleren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Het Parool 11 APRIL 2018 Geleyn Meijer nieuwe rector Hogeschool van Amsterdam
- Tubantia 11-05-18, Dit is de perfecte voorbereiding een dag voor je examen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.