doorleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  doorleren    (hulp, bestand)
  • IPA: /'dorˌlerə(n)/
Woordafbreking
  • door·le·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

doorleren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorleren
leerde door
doorgeleerd
zwak -d volledig
  1. doorgaan met onderwijs te volgen (na het behalen van een einddiploma of het verlaten van een school)
    • "De digitale maatschapij vraagt om professionals die willen doorleren" [2] 
  1. doorgaan met studeren als je al heel lang hebt geleerd
    • Het is avond, je hebt de hele dag gestudeerd. Nu komt het belangrijkste: slaap. Niet de hele nacht doorleren, slapen! [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord doorleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.