dooddoener
Nederlands
Woordafbreking
- dood·doe·ner
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘algemeen gezegde dat niets bewijst’ voor het eerst aangetroffen in 1858 [1]
- Samenstellende afleiding van dood en doen met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dooddoener | dooddoeners |
verkleinwoord | dooddoenertje | dooddoenertjes |
Zelfstandig naamwoord
dooddoener m
- nietszeggende, algemene opmerking om een discussie voortijdig af te sluiten
- De discussie werd beëindigd met de dooddoener dat de waarheid wel in het midden zal liggen.
Gangbaarheid
- Het woord dooddoener staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dooddoener' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.